Een beenlengteverschil mag alleen behandeld worden als je goed overweegt wat de oorzaken en de gevolgen zijn. Daarbij maken we een duidelijk verschil tussen een kind in de groei en een volwassene.
Deze pagina is een vervolg op de inleidende pagina over beenlengteverschillen: wat is normaal en wat niet meer?
Behandeling van een kind met een beenlengteverschil
Bij een kind met een beenlengteverschil moet je natuurlijk eerst achterhalen wat de oorzaak is, en of het verschil in beenlengte groter gaat worden als het kind groeit. Als een groeischijf kapot is, bijvoorbeeld door een breuk in het gebied van de groeischijf, dan blijft dat been achter in groei en zal het verschil groter worden. Hoe jonger het kind is, deste groter get beenlengteverschil wordt voor het kind volgroeid is. Een kind wordt met tussenpozen in de gaten gehouden. Ook wordt berekend of het uiteindelijke verschil onder de twee cm zal blijven, want dan hoeft er in principe niet behandeld te worden.
Er is geen reden om aan te nemen dat een beenlengteverschil bij een kind een scoliose (zijwaartse kromming) zal veroorzaken. Wel zal er natuurlijk een scoliose (scheefstand) van de rug zijn door het beenlengteverschil zelf, maar die wordt niet erger dan noodzakelijk om het veenlengte verschil op te lossen.
Behandeling van een beenlengteverschil bij een kind kan conservatief zijn bij een verschil tot 5 cm (hakverhoging) of operatief bij een verschil groter dan 5 cm. Daarbij kan de groeischijf van het lange been worden geremd zodat het korte been wel groeit en het verschil dus kleiner wordt. Moeilijk natuurlijk om hiervoor het juiste moment aan te geven: te vroeg en het andere been wordt te kort, te laat en het heeft te weinig effect. Ook kan je een stukje uit het lange been halen, of een stukje bij het kortere been ertussen laten groeien. Dit zijn ingrijpende operaties met allerlei negatieve bij-effecten en alleen nodig bij een groot lengte verschil.
Bij een kind moet je ook overwegen wat het effect zal zijn van het beenlengte verschil op de rest van het leven en op de mogelijke slijtage van de gewrichten die een leven lang scheef worden belast. Mijn mening: een kind dat een leven lang een hakverhoging nodig heeft kan dus ook niet alle sporten kiezen die het wil, kan niet de schoenen dragen die het wil, moet bij het kiezen van een studie en beroep rekening houden met wat vroegere slijtage van de gewrichten. Het is belangrijk vooral bij een kind een goede, weloverwogen afweging te maken. Misschien zal er met ouders en artsen van het kind besloten worden tot een conservatieve behandeling, maar wil het kind later, als tiener of jong volwassene, toch een operatieve oplossing zoeken. Dat kan meestal nog prima.
Behandeling van een volwassene met een beenlengteverschil
Ook bij een volwassene met een beenlengteverschil is het belangrijk te kijken wat de oorzaak is van het beenlengteverschil, en wat de gevolgen ervan zijn. Maar ook is belangrijk hoe oud iemand is, hoe mobiel en wat de eisen zijn die er aan het lichaam worden gesteld in het dagelijks leven, qua sport en beroep.
Eerst even een verhaaltje over de rug. Onze rug heeft van nature voor- en achterwaartse krommingen, en vaak ook kleine zijwaartse krommingen (die we scoliose noemen). Die gebruiken we bij het opvangen van schokken en daar is niets mis mee. De zijwaartse kromming is vaak een compensatie voor een klein beenlengte verschil. Als je dan een hakverhoging gaat gebruiken om een klein beenlengteverschil op te vangen zodat een kleine zijwaartse kromming (scoliose) wordt gecorrigeerd, dan moet je daarbij een paar vragen stellen.
- Als er bij iemand van 50 pas een paar weken rugklachten zijn, worden die klachten dan veroorzaakt door het kleine beenlengteverschil? Meestal natuurlijk niet!
- Als je het beenlengteverschil met een schoen- of zoolaanpassing gaat verhelpen, kan de rug dan die standsverandering opvangen?
- Is er een groter beenlengteverschil, hoe is dat dan gekomen, en valt het nog op te lossen?
Hij was 82 en al 60 jaar geleden aan een hernia geopereerd. Zij hele leven had hij rugklachten. Hij was stram, veel souplesse zat er niet meer in zijn gewrichten. Hij kwam na zijn verhuizing bij een andere podoloog voor nieuwe steunzolen. Die mat zijn beenlengte en constateerde een beenlengteverschil. 2 cm maar liefst! Dat gaan we oplossen! Meneer kreeg nieuwe zolen waarin 1,5 cm lengteverschil werd verwerkt. En hij zou het wel merken in zijn rug, zei de podoloog nog. Dat klopte: de rugpijn nam enorm toe. De stugge stijve rug had zich al lang aangepast aan het beenlengteverschil maar kon na 82 jaar zich niet meer aanpassen aan de nieuwe stand. Zooltjes weg, rugpijn naar het oude bekende niveau…
Als iemand na een heupoperatie of een ongeluk een beenlengteverschil heeft, dan is een schoenverhoging noodzakelijk. De rug moet immers plotseling een andere stand aannemen om het plotse verschil in lengte op te vangen.
Als iemand een klein beenlengteverschil heeft en nog jong of soepel genoeg is, en er zijn klachten van de rug die erop zouden kunnen wijzen dat in dat verschil een oorzaak zit, dan kan je een verhoging overwegen. Ik zou dan (duidelijk mijn mening!) heel voorzichtig eerst eens een halve cm proberen en als dat goed gaat eventueel nog een beetje erbij. Je hoeft niet het hele verschil op te vangen, dat is in mijn bescheiden visie niet nodig en niet verstandig.
Als er geen klachten zijn en het verschil is kleiner dan 2 cm, dan kan je overwegen om helemaal niets te doen, of hooguit een kleine hakverhoging. Een operatie is namelijk best wel ingrijpend, zowel praktisch als voor het lichaam… Wat is uw mening en ervaring?
Lees hier over operatie bij beenlengteverschil.